De aanpak ‘Impuls Lokaal Ouderbeleid OAB/VVE’
Het traject Impuls lokaal ouderbeleid OAB/VVE kent de volgende fasen:
1. De voorbereidingsfase
We spreken met de sleutelorganisaties in uw gemeente. Vertegenwoordigers van gemeente, voorschoolse organisaties, schoolbesturen, bibliotheek en welzijn.
We inventariseren de lopende thuisgerichte programma’s en de recente historie ervan. En we brengen een aantal kerngegevens in kaart rond de taalachterstanden en de sociaaleconomische achterstanden in uw gemeente (op basis van landelijke databestanden en eventuele beschikbare lokale gegevens).
Op basis van die inventarisatie:
- Stellen we een concept-palet samen van goed kennisonderbouwde, potentieel effectieve programma’s. Gedifferentieerd naar organisatie en naar gezinstype.
- Komen we met een concept voor de lokale organisatie van het Ouderaanbod. Met een sobere lokale coördinatie die mede zorgt voor netwerkvorming van betrokken organisaties. Om problemen te signaleren, nieuwe ontwikkelingen te integreren en te zorgen voor afstemming en samenhang.
We bespreken de conceptnotitie in een overleg met de belangrijkste sleutelfiguren (zoals een LEA-vertegenwoordiging en/of VVE-werkgroep of stuurgroep). Op basis daarvan stellen we de opzet bij en maken we deze definitief.
2. De inspiratie- en informatiefase
We gaan voorscholen en scholen met doelgroepkinderen in de gemeente inspireren en informeren. Met een fysieke bijeenkomst en eventueel een webinar. Met info over het palet en een bijpassend differentiatiemodel voor de afnemers. Het bereiken van de afnemers vraagt zorgvuldige aandacht.
3. De aanmeldprocedure voor voorscholen en scholen
Vinci stelt de informatie hiervoor op. De lokale projectleider (PL’er) is van belang. En een contactpersoon per (voor)school.
4. Uitvoering van het palet van ouderprogramma’s
Vergoeding van de uitvoerders. De lokale PL’er is contactpersoon voor de (voor)scholen. Deze monitort de voortgang. Zie ook Bijlage 3 voor ‘Takenlijst lokale projectleider’.
5. Inbedden in beleid
Overleg met GOA-ambtenaren en wellicht met lokale LEA-overleggen (Lokale Educatieve Agenda) of -werkgroepen. Het ouderbeleid moet uiteindelijk (na twee jaar) zelfstandig (geen tijdelijke projectsubsidiëring meer) worden uitgevoerd, ofwel dient structureel onderdeel te worden van het beleid van scholen, voorscholen en gemeenten. Dit vergt aandacht en tijd.
De gemeente heeft een initiërende rol en is de eerste twee jaar co-financierend (met NPO-middelen; in het eerste jaar 100%, in het tweede jaar 50% financierend). De gemeente legt tevens verbinding met andere lokale beleidsprogramma’s.
Schoolbesturen en organisaties voor voorschoolse educatie/ko hebben een kaderstellende en stimulerende rol naar hun locaties. Zij stimuleren, als het programma waardevol blijkt, dat scholen en voorscholen dit Ouderaanbod structureel opnemen in hun aanpak.
In het gemeentelijk LEA-overleg bespreken we jaarlijks de voortgang.