De aanpak ‘Impuls Lokaal Ouderbeleid OAB/VVE’
Onze aanpak bouwt voort op onze zeer ruime ervaring met het versterken van de effectiviteit van ouderprogramma’s en ouderbeleid in de afgelegen decennia, ons landelijke netwerk van beleidsmakers en wetenschappers op dit vlak en recente pilots in de DAS-gemeenten (Deurne, Asten en Someren; gefinancierd door het PartnerFonds Brainport Eindhoven) en in Zaltbommel (gefinancierd door de gemeente).
Op hoofdlijnen gaat er een gedifferentieerd en goed kennisonderbouwd palet aan ouderprogramma’s worden aangeboden via de voorscholen, OAB-scholen en eventueel het consultatiebureau. De bibliotheek speelt hierin ook een belangrijke rol. Er vindt lokale coördinatie plaats in de persoon van de gemeente of de bibliotheek.
Dit aanbod wordt twee jaar lang uitgeprobeerd (en (mede)gefinancierd vanuit gemeentelijke middelen). Op basis van de ervaren opbrengsten wordt zorggedragen dat voorscholen en OAB-scholen en wellicht ook het consultatiebureau, de aanpak tot structureel beleid gaan maken, gefinancierd met zoveel mogelijk de eigen middelen. Ondersteund door een gezamenlijk ‘Lokaal meerjarenkader Ouderbeleid OAB/VVE’.
Het traject kent de volgende fasen:
1. De voorbereidingsfase
We spreken met de sleutelorganisaties in uw gemeente. Vertegenwoordigers van gemeente, voorschoolse organisaties, schoolbesturen, bibliotheek en welzijn.
We inventariseren wat er momenteel plaatsvindt aan thuisgerichte programma’s en de recente historie ervan. En we brengen een aantal kerngegevens in kaart omtrent de taalachterstanden en de SES-achterstanden in uw gemeente (op basis van landelijke databestanden en evt beschikbare lokale gegevens).
Op basis van die inventarisatie stellen we:
- een concept-palet samen van goed kennisonderbouwde, potentieel effectieve programma’s. Gedifferentieerd naar organisatie en naar gezinstype.
- Een concept voor de lokale organisatie van het Ouderaanbod.Een sobere lokale coordinatie. Die mede zorgdraagt voor netwerkvorming van betrokken organisaties. Netwerkvorming om problemen te signaleren, nieuwe ontwikkelingen te integreren en voor afstemming en samenhang zorg te dragen.
We bespreken de concept-notitie in een overleg met de belangrijkste sleutelfiguren (bv een LEA-vertegenwoordiging en/of VVE-werkgroep of stuurgroep). Op basis daarvan wordt de opzet bijgesteld en definitief gemaakt.
2. De Inspiratie- en informatiefase
Inspireren en informeren van de afnemers: voorscholen en scholen met doelgroepkinderen in de gemeente. Een fysieke bijeenkomst en eventueel een webinar. Met info over het palet en een bijpassend differentiatiemodel voor de afnemers. Het bereiken van de afnemers vraagt zorgvuldige aandacht.
3. De aanmeldprocedure voor voorscholen en scholen
Vinci stelt de informatie hiervoor op. De lokale projectleider (PL-er) van belang. En: contactpersoon per (voor) school.
4. Uitvoering van het palet van ouderprogramma’s
Vergoeding van de uitvoerders.De lokale PL-er is contactpersoon voor de (voor)scholen. Deze monitort de voortgang. Zie ook Bijlage 3 voor ‘Takenlijst lokale projectleider’.
5. Inbedden in beleid
Overleg met GOA-ambtenaren en wellicht met lokale LEA-overleggen (Lokale Educatieve Agenda) of -werkgroepen. Het ouderbeleid moet uiteindelijk (na 2 jaar) zelfstandig (geen tijdelijke project-subsidiering meer) worden uitgevoerd, ofwel dient structureel onderdeel te worden van het beleid van scholen, voorscholen en gemeenten. Dit vergt aandacht en tijd.
De gemeente heeft een initiërende rol en is de eerste 2 jaar co-financierend (met NPO-middelen; in het eerste jaar 100%, in het tweede jaar 50% financierend). De gemeente legt tevens verbinding met andere lokale beleidsprogramma’s.
Schoolbesturen en organisaties voor voorschoolse educatie/ko hebben een kaderstellende en stimulerende rol naar hun locaties. Zij stimuleren, als het programma waardevol blijkt, dat scholen en voorscholen dit Ouderaanbod gaan borgen in hun aanpak.
In het gemeentelijk LEA-overleg wordt jaarlijks de voortgang besproken.